Winterwereld

De kou bijt in mijn wangen. Ook zonder spiegel weet ik wel dat die inmiddels knalrood zijn, en zo zorg ik voor wat kleur in het landschap.

Er ligt sneeuw, en niet zo’n beetje. Al lopend word ik steeds groter, en ineens loop ik scheef. Het profiel van mijn winterlaarzen verzamelt sneeuw, totdat een te zware klont eraf valt. Schoppend probeer ik dan de andere klont te lossen, waarbij soms de sneeuw door de lucht vliegt. De honden kennen dit al, en concentreren zich op belangrijker zaken als luchtjes en sporen. Goed zichtbaar in de sneeuw, sporen van konijnen, ganzen, eenden en een vos.
Jawel, in “onze” uiterwaarden leeft een vos, en waarschijnlijk zelfs meer dan een. Afgelopen zomer hebben we immers wel drie kleine kopjes onder de grote treurwilg gezien, verscholen tussen de bramen, verraden door hun witte befjes en glimmende oogjes. Totdat moeder met een enkele kef de troep terug naar het hol stuurde, veiligheid voor alles is het devies.

Rechts van mij liggen een paar omgevallen bomen over elkaar heen. Kennelijk was de storm vorige week toch harder dan ik dacht, voor die tijd stonden ze nog.
Het ziet er wel mooi uit, op alle takken ligt een beetje sneeuw en dat glinstert in de zon. Een beweging tussen de takken trekt mijn aandacht. Een groepje konijnen zit daar naar mij te kijken, eentje hopt langzaam een paar meter verder. De konijnen hier zijn onze aanwezigheid gewoon, gaan ons uit de weg maar verdwijnen meestal niet. De honden jagen er niet op en kennelijk beseffen ze dat ze niets te vrezen hebben.

Op het water schieten een paar meerkoetjes voorbij. Schieten voorbij? De Rijn staat erg laag, waardoor het water in de vaargeul erg snel stroomt en ook de neerstroom tussen de kribben goed zichtbaar wordt. Grappig wel, hoe de diverse vogels daar op reageren. Een fuut duikt onder en komt een heel stuk verder pas weer boven, zwemt naar de neerstroom en drijft terug. Een meeuw gaat te snel om bij een krib te kunnen remmen en vliegt op. Een gans die te ver naar het midden kwam dreigt van zijn groep vandaan te spoelen en peddelt als een bezetene om terug te komen. De fuut was toch slimmer zo te zien.

Hinkstapschoppend loop ik door het weiland terug. Mooi die sneeuw, maar wel lastig. Ik gooi wat brokjes naar de honden. Snuivend en proestend zoeken zij ze van onder de sneeuw weer op. Met sneeuwneuzen en vrolijke kwispelstaarten hebben ze er duidelijk wel lol in. Hoppa, daar gaat er eentje om, even lekker rollen. Toe maar, de sneeuw is schoon, het mag van mij.
Weer bij de waterkant gekomen hoor ik een schip aankomen. Tegen de stroom in, niet zo snel, het kost hoorbaar moeite om vooruit te komen. Stampend ploetert de Curia voorbij. De schipper zwaait, en ik zwaai terug. Hij is nog wel even onderweg, maar heeft zijn huis bij zich. Ik niet, dus gaan we maar eens.

Honden in de auto, sneeuw van mijn laarzen geschopt, blij met mijn terreinwagen want ik blijk in een modderige sneeuwhoop te staan, merk ik als mijn achterkant me inhaalt.
Terug naar de geveegde en gezouten wereld, waar de auto’s rechtuit rijden en geen blubber ligt. Nou ja, een beetje, van mijn wielen.
De warmte kleurt nu mijn wangen, alweer rood. De spiegel bevestigt dit.

© 24-01-2005, Marlies de Bruin